Algemeen politiereglement

Algemeen politiereglement (PDF)

Bijlage 1 bij het algemeen politiereglement - Protocolakkoord rond de gemeentelijke administratieve sancties in geval van gemengde inbreuken voor volwassenen (PDF)

Bijlage 1 bij het algemeen politiereglement - Protocolakkoord rond de gemeentelijke administratieve sancties in geval van gemengde inbreuken voor minderjarige (PDF)

Algemeen politiereglement 

1. ALGEMENE BEPALINGEN
Sectie 1. Toepassingsgebied en definities
Artikel 1.
§1. Het huidige reglement is van toepassing op de openbare ruimte en iedere voor het publiek toegankelijke ruimte. Het is ook van toepassing op de private ruimte wanneer de openbare veiligheid, rust, gezondheid of reinheid in het gedrang wordt gebracht door situaties die hierin hun oorsprong vinden.
§2. Het is van toepassing onverminderd de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen, waaronder de gemeentelijke belastingreglementen.
§3. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder ‘openbare ruimte’ verstaan:
1. De openbare weg, met inbegrip van de rijweg, bermen en trottoirs, de centrale bermen en alle toebehoren zoals riolen en straatkolken, de naaste omgeving van de wegen, de fietspaden, voetgangersbruggen, ondergrondse doorgangen voor voetgangers, wegen en erfdienstbaarheden, en over het algemeen elke weg open voor het publiek, zelfs wanneer deze op een privé-eigendom ligt.
2. De openbare ruimten, aangelegd als aanhorigheden van de verkeerswegen en voornamelijk bestemd voor het parkeren van voertuigen, wandelplaat- sen en markten, de andere inrichtingen en groene zones zoals pleinen, gemeentelijke en gewestelijke parken, openbare tuinen en iedere ruimte met een plantaardig element, speelpleinen en -velden, begraafplaatsen, galerijen en doorgangen op private grond die toegankelijk zijn voor het publiek, en over het algemeen elk deel van de openbare ruimte dat zich buiten de openbare weg bevindt, dat open is voor het personenverkeer en voornamelijk bestemd is voor het wandelen, ont- spannen of verfraaien.
3. De treinstations, metrostations, de binnen- en buitenkant van voertuigen van het openbaar vervoer die bestemd zijn voor het personenvervoer en die op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest rijden, de perrons, de haltes en andere toebehoren van het openbaar vervoer, zowel ondergronds als bovengronds.
4. De vensterbanken en deurdrempels die uitgeven op de openbare weg.
§4. Op het grondgebied van de Stad Brussel is de neutrale zone het gedeelte van de Stad Brussel dat werd begrensd door de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten.
§5. Voor de toepassing van dit reglement omvat het begrip ‘voor het publiek toegankelijke ruimte’ naast de werkelijke ruimten ook de virtuele ruimten die toegankelijk zijn voor het publiek, zoals accounts op sociale media, forums en andere digitale platformen die niet beperkt zijn tot een klein aantal personen die gemeenschappelijke interesses delen.
Artikel 2.
§1. Voor de gemeenten Jette, Sint-Jans-Molenbeek, Ganshoren, Eve- re, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Elsene, Brussel-Stad, Watermaal-Bosvoorde, Vorst, Ouder- gem, Anderlecht, Sint-Gillis, Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node: dit reglement is van toepassing op alle personen die op het ogenblik van de feiten minstens 16 jaar oud zijn.
§2. Voor de gemeenten Koekelberg, Sint-Agatha-Berchem, Ukkel en Etterbeek: dit reglement is van toepassing op alle personen die op het ogenblik van de feiten minstens 14 jaar oud zijn.
§3. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder ‘minderjarige’ verstaan: iedere persoon die op het ogenblik van de feiten overeenkomstig paragraaf 1 en 2 minstens 14 of 16 jaar oud is en die op het ogenblik van de feiten de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Artikel 3.
Op gemeentelijk niveau wordt onder ‘bevoegde overheid’ verstaan: het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester of de sanctionerend ambtenaar, elk in het kader van de respectievelijke bevoegdheden die hun zijn toegekend door artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet en de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties of elke andere specifieke reglementering.
Sectie 2. Administratieve sancties en alternatieve maatregelen
Artikel 4.
§1. Wie de bepalingen van dit reglement overtreedt, kan met de volgende sancties worden gestraft:
1° administratieve geldboete;
2° administratieve schorsing van een toelating of vergunning;
3° administratieve intrekking van een toelating of vergunning;
4° tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting.
§2. Onverminderd de bepalingen in het hoofdstuk ‘Stilstaan en parkeren’
van dit reglement of elke andere specifieke reglementering mag deze administratieve geldboete niet hoger zijn dan 350 euro of 175 euro, al naargelang de overtreder meerderjarig of minderjarig is op het ogenblik van de feiten.
§3. Wie de bepalingen van dit reglement overtreedt, moet de situatie onmiddellijk regulariseren en alles rechtzetten overeenkomstig met wat in de betrokken bepaling is vastgelegd. Daarvoor volgt de overtreder de eventuele aanbevelingen van de bevoegde overheid. Zo niet behoudt de bevoegde overheid zich het recht voor om hierin te voorzien op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 5.
Overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties kunnen de administratieve sancties en alternatieve maatregelen die in dit reglement zijn vastgelegd, worden verhoogd in geval van herhaling binnen 24 maanden na- dat een sanctie is opgelegd, zonder dat kan worden afgeweken van de bedragen in artikel 4.
Artikel 6.
Overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties en onverminderd de bepalingen in het hoofdstuk ‘Stilstaan en parkeren’ van dit reglement zijn de sancties en alternatieve maatregelen waartoe de sanctionerend ambtenaar op grond van dit reglement besluit evenredig aan de ernst van de feiten die ze verantwoorden.
Artikel 7.
§1. Gemeenschapsdienst.
De sanctionerend ambtenaar kan, wanneer hij het gepast acht, een gemeenschapsdienst voorstellen aan de overtreder die de volle leeftijd van 18 jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten. Deze gemeenschapsdienst wordt verricht volgens de in de wet van 24 juni 2013 bepaalde regels.
§2. Lokale bemiddeling.
De sanctionerend ambtenaar kan, wanneer hij het gepast acht en een slachtoffer duidelijk werd geïdentificeerd in het kader van de administratieve procedure, een lokale bemiddeling voorstellen aan de overtreder die de volle leeftijd van 18 jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten. Deze bemiddeling komt tot stand volgens de in de wet van 24 juni 2013 bepaalde regels.
Artikel 8.
§1. Ouderlijke betrokkenheid.
De sanctionerend ambtenaar kan een procedure van ouderlijke betrokkenheid voorstellen aan de vader, moeder, voogd of de persoon die de hoede heeft over de minderjarige overtreder, zoals gedefinieerd in artikel 2. Deze procedure komt tot stand volgens de in de wet van 24 juni 2013 bepaalde regels.
§2. Lokale bemiddeling voor minderjarigen. De sanctionerend ambtenaar stelt een lokale bemiddeling voor aan de minderjarige overtreder, zoals gedefinieerd in artikel 2 van dit reglement.
Deze procedure komt tot stand volgens de in de wet van 24 juni 2013 bepaalde- regels.
§3. Gemeenschapsdienst voor minderjarigen In geval van weigering van het aanbod of falen van de lokale bemiddeling kan de sanctionerend ambtenaar, wanneer hij het gepast acht, een gemeenschapsdienst voorstellen aan de minderjarige overtreder, zoals gedefinieerd in artikel 2 van dit reglement. Deze gemeenschapsdienst wordt verricht volgens de in de wet van 24 juni 2013 bepaalde regels.
Sectie 3. Toelatingen
Artikel 9.
§1. De in dit reglement beoogde toelatingen worden afgeleverd volgens een door de bevoegde overheid bepaalde procedure. Ze worden precair en herroepbaar afgeleverd in de vorm van een persoonlijke en onoverdraagbare titel die de gemeente niet aansprakelijk stelt. Ze kunnen op elk ogenblik door de bevoegde overheid worden ingetrokken wanneer het algemeen belang dit vereist. Ze kunnen ook worden geschorst, ingetrokken of niet vernieuwd door de bevoegde overheid, wanneer de houder een overtreding tegen dit reglement begaat of de voorwaarden van de toelatings- akte niet naleeft. In geval van schorsing, intrekking of niet-vernieuwing van de toelatingen, zoals bedoeld in dit artikel, kan de begunstigde geen aanspraak maken op een schadevergoeding.
§2. Elke begunstigde van een toelating die op grond van dit reglement werd afgeleverd, moet zich strikt houden aan de voorwaarden ervan en erover waken dat het voorwerp van de toelating geen schade kan berokkenen aan anderen en de openbare veiligheid, rust, gezondheid of reinheid niet in gevaar kan brengen. De gemeente is niet aansprakelijk voor schade die kan voortvloeien uit de al dan niet foutieve uitoefening van de activiteit waarvoor de toelating werd afgeleverd.
§3. Wanneer de toelatingsakte betrekking heeft op:
• een activiteit of evenement op een plaats die voor het publiek toegankelijk is, moet de akte zich op de bedoelde plaats bevinden;
• een activiteit op de openbare ruimte of een bezetting ervan, moet de begunstigde deze toelating tijdens de activiteit of bezetting bij zich hebben.  In beide gevallen moet de toelatings- akte worden vertoond op elk verzoek van de politie of van iedere andere persoon die daartoe gemachtigd is door de bevoegde overheid.
Sectie 4. Tijdelijk plaatsverbod
Artikel 10.
§1. Men dient zich te voegen naar ieder tijdelijk plaatsverbod dat de burgemeester kan uitspreken in geval van verstoring van de openbare orde door individueel of collectief gedrag of in geval van herhaalde inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad, gepleegd op eenzelfde plaats of tijdens soortgelijke evenementen en die een verstoring van de openbare orde of overlast inhouden. Dit tijdelijke plaatsverbod kan ten aanzien van de pleger(s) van dit gedrag worden uitgesproken voor een duur van een maand en kan tweemaal worden verlengd.
§2. Onder ‘tijdelijk plaatsverbod’ wordt verstaan: het verbod binnen te treden in een of meerdere welbepaalde perimeters van plaatsen bepaald als toegankelijk voor het publiek. Wordt beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek: elke plaats die gelegen is in de gemeente en die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de werkplek of de plaats van de onderwijs- of opleidings- instelling van de overtreder.
Sectie 5. Bevelen en gebrek aan respect
Artikel 11.
Elke persoon die zich in de openbare ruimte, zoals gedefinieerd in artikel 1, bevindt of op een plaats die voor het publiek toegankelijk is, moet zich onmiddellijk schikken naar de bevelen of verzoeken van de politie of van gemachtigde ambtenaren, met het oog op:
1. het behoud van de openbare veiligheid, rust, reinheid en/of gezondheid;
2. de vereenvoudiging van de taken van de hulpdiensten en de bijstand aan mensen in gevaar;
3. het doen naleven van de wetten, reglementen en besluiten.
Wanneer de politieambtenaar of een gemachtigde ambtenaar op verzoek van de bewoners een privé-eigendom heeft betreden, of in geval van brand, overstroming of noodoproep, is deze verplichting eveneens van toepassing op de personen die zich in dit privé- eigendom bevinden.
Artikel 12.
Het is verboden om zich onrespectvol of agressief op te stellen, op gelijk welke wijze (door middel van woorden, handelingen, gebaren, geschriften, enz.) tegenover elke persoon die belast is met het doen naleven van de wetten en reglementen, evenals tegenover elke gemeentelijke ambtenaar in het kader van de uitoefening van zijn functies of louter omwille van zijn functie als gemeentelijk ambtenaar.
Sectie 6. Burgerlijke aansprakelijkheid
Artikel 13.
Wie de voorschriften vervat in de bepalingen van dit reglement niet naleeft, is burgerlijk aansprakelijk voor de schade die eruit zou kunnen voortvloeien. De gemeente is niet aansprakelijk voor de schade die zou voortvloeien uit de niet-naleving van de bij dit reglement voorgeschreven bepalingen.
2. OPENBARE REINHEID EN GEZONDHEID
Sectie 1. Reinheid van de openbare ruimte
Artikel 14.
§1. Het is verboden om eender welk voorwerp of eender welke plaats van de openbare ruimte te bevuilen of te beschadigen op gelijk welke manier, door eigen toedoen of door toedoen van personen, dieren of zaken waarover men de hoede of zeggenschap heeft, zoals:
1. elk voorwerp van algemeen nut of ter versiering van de openbare ruimte;
2. elk onderdeel van het stadsmeubilair;
3. de galerijen en doorgangen op privégrond die voor het publiek toegankelijk zijn;
4. de openbare gebouwen en privé-eigendommen, met inbegrip van gevels, muurtjes, hekken en andere bouwelementen die aan de openbare ruimte grenzen.
§2. Worden onder meer bedoeld het achterlaten of wegwerpen van sigarettenpeuken, blikjes, plastic of glazen flessen, papier, voedselafval, enz. Het is tevens verboden om op een openbare plaats een asbak te legen.
Artikel 15.
Het is verboden om te spuwen, te urineren of uitwerpselen achter te laten op de openbare ruimte, behalve op de plaatsen die daarvoor bestemd zijn.
Artikel 16.
Behoudens voorafgaande toelating van de bevoegde overheid en onverminderd artikel 120 van dit reglement is het verboden om tekens of opschriften op de openbare ruimte te maken met welk product of op welke wijze dan ook, met inbegrip van een hogedrukreiniger.
Artikel 17.
§1. De uitbater van een handelszaak of een inrichting die toegankelijk is voor het publiek, de leurhandelaar of elke persoon die gemachtigd is om op de openbare ruimte te verkopen, is verantwoordelijk voor het proper houden van de openbare ruimte in de onmiddellijke omgeving van de handelszaak of inrichting.
§2. De handelaars in onmiddellijk en buiten te verbruiken voedingswaren doen het nodige opdat hun klanten de openbare ruimte rondom hun handelszaak niet vuilmaken. Daartoe moeten zij voldoende vuilnisbakken ter beschikking stellen die duidelijk zichtbaar en vlot toegankelijk zijn, deze vuilnisbakken regelmatig legen en onderhouden, het zwerfafval afkomstig van hun handelszaak verwijderen en de directe omgeving van hun handelszaak schoonmaken.
§3. De schoonmaak wordt verricht door toedoen van de bevoegde overheid op kosten van de handelaar/inrichting indien deze zich niet schikt naar de bepalingen van dit artikel. Deze bepaling is van toepassing op zowel de leurhandel en marktkramen als op vaste handelszaken, zoals frituren en fastfoodzaken.
§4. De horecazaken (hotels, restaurants en cafés) moeten bovendien voorzien zijn van een voldoende aantal asbakken in verhouding tot het aantal personen die roken in de omgeving van deze horecaondernemingen.
Artikel 18.
§1. Elk gebouw dat niet uitsluitend voor huisvesting bestemd is (bijvoorbeeld: kantoorgebouwen, horecazaken en handelscentra), moet op de benedenverdieping voorzien zijn van een voldoende aantal asbakken in verhouding tot het aantal personen die roken in de omgeving van dit gebouw.
De eigenaar(s) of bewoner(s) waken over het onderhoud van die asbakken en zorgen dat de openbare ruimte rond dit gebouw niet wordt bevuild door de personen die het betreden (bijvoorbeeld klanten en personeelsleden).
§2. Daartoe kunnen zij door de bevoegde overheid in voorkomend geval worden verplicht om een vuilnisbak ter beschikking te stellen, waarvan zij het onderhoud verzorgen. De schoonmaak wordt uitgevoerd door toedoen van de bevoegde overheid op kosten van de eigenaar(s) of bewoner(s) als die zich niet aan de bepalingen van dit artikel houden.
§3. De eigenaar(s) of bewoner(s) van een gebouw bestemd voor een andere commerciële activiteit dan bedoeld in §1 waken er met alle nodige middelen over dat de openbare ruimte rond dit gebouw niet wordt bevuild door de personen die het betreden (klanten en personeelsleden).
Artikel 19.
Het is verboden om vuilniszakken, dozen, recipiënten en containers open te laten, te verplaatsen, te beschadigen, te doorzoeken of de inhoud ervan op de openbare ruimte te verspreiden.
Artikel 20.
Het is verboden om vuilnis naar buiten te vegen vanuit werven, privé- eigendommen en openbare gebouwen.
Artikel 21.
Het is verboden om voorwerpen die stof kunnen veroorzaken, uit te kloppen of uit te schudden, eender waarop en/ of boven de openbare ruimte, op niet- bebouwde terreinen op minder dan 100 meter van woningen, vanaf eender welk deel van de gebouwen.
Sectie 2. Voetpaden, bermen en onderhoud van eigendommen
Artikel 22.
§1. De doorgangen, trottoirs en bermen van al dan niet bewoonde gebouwen, alsook gevels, scheidingsmuurtjes, hekken, boomspiegels en bouwelementen die aan de openbare ruimte grenzen, moeten worden onderhouden en in goede staat worden gehouden.
Deze verplichting valt hoofdelijk ten laste van de eigenaar, de mede-eigenaar, iedere houder van een zakelijk recht op het gebouw, de huurder, de conciërge, de portier, de bewaker en de personen die belast zijn met het dagelijkse onderhoud van de gebouwen.
§2. Deze verplichting beoogt het behoud van de begaanbaarheid en de goede staat van de doorgangen, trottoirs en bermen, alsook de veiligheid van de voetgangers, onder andere door het verwijderen van bevuilende en/of gladde materialen en/of producten en de beheersing van de begroeiing overeenkomstig de gewestelijke wetgeving en artikel 48 van dit reglement. Goed onderhoud van trottoirs en bermen houdt ook in dat dode bladeren worden opgeraapt, alsook het borstelen en het onderhoud, overeenkomstig de geldende wetgeving, van besneeuwde of beijzelde trottoirs zodat deze slipvrij zijn.
§3. Voetpaden en bermen mogen enkel worden schoongemaakt op de tijdstippen van de dag die het meest aangewezen zijn om de veilige en vlotte doorgang en de openbare rust niet in het gedrang te brengen.
§4. Deze verplichting is niet van toepassing op de delen van de openbare ruimte waar men zand heeft gestrooid om de straatstenen te verstevigen.
Artikel 23.
Het is verboden om invasieve en/of overwoekerende planten aan te planten, te zaaien, te houden, te verdelen en in de open lucht te vervoeren. Deze planten zijn soorten die de neiging vertonen om zich in grote getale, buitensporig en op bedreigende wijze voor het behoud van de biodiversiteit te verspreiden of voort te planten, waaronder met name: reuzenberen- klauw (Heracleum mantegazzianum), reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera), Japanse duizendknoop (Fallopia spp), Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en vlinderstruik (Buddleja davidii). Er mogen in geen geval resten van deze planten worden gecomposteerd.
Artikel 24.
§1. De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of verantwoordelijken in enige hoedanigheid van een ge- bouw moeten ervoor zorgen dat deze gebouwen, evenals de roerende goederen en de installaties waarmee ze uitgerust zijn, perfect worden bewaard en onderhouden, perfect functioneren op het vlak van gezondheid, reinheid en veiligheid en de elementaire hygiënische maatregelen naleven.
Sectie 3. Gezondheid van gebouwen en terreinen
Artikel 25.
§1. De goede staat van onbebouwde terreinen, onbebouwde gedeeltes van eigendommen en gebouwen die worden opgetrokken, moet steeds verzekerd zijn, wat inhoudt dat het verboden is om hinderlijke of schadelijke goederen of voorwerpen die de openbare veiligheid of gezondheid kunnen schaden, achter te laten, neer te plaatsen, op te hangen of te laten staan.
Er dient eveneens over te worden gewaakt:
- dat de begroeiing en met name de invasieve planten de openbare reinheid en veiligheid niet bedreigen;
- dat er niet wordt gesluikstort en dat afval wordt verwijderd.
Deze verplichting berust bij iedere eigenaar, huurder, bewoner of verantwoordelijke in enige hoedanigheid van een bebouwd of niet-bebouwd terrein.
§2. Het is verboden om op de in §1 bedoelde terreinen opslagplaatsen op te richten, al zijn deze slechts tijdelijk, en er afbraakmateriaal, steengruis, afval, containers, machines, voertuigen, huisvuil of gelijk welke materialen of voorwerpen die de kwaliteit van het milieu kunnen schaden of de buurt tot last kunnen zijn, neer te zetten of achter te laten.
§3. Omwille van de reinheid of gezondheid, om meer bepaald sluikstorten te voorkomen, kan de bevoegde overheid de houder van een zakelijk recht op een niet-bebouwd terrein opleggen om:
- het betrokken terrein af te sluiten;
- alle nodige maatregelen te nemen om de verspreiding van schadelijke dieren en organismen te voorkomen en te beëindigen onverminderd de geldende wetgeving betreffende het natuurbehoud. Afsluitingen en/of omheiningen moeten permanent in perfecte staat worden gehouden om geen gevaar op te leveren.
Sectie 4. Wateroppervlakken, waterwegen en leidingen
Artikel 26.
§1. Het is verboden om water van welke aard ook, zoals regenwater, grijs water of afvalwater alsook ongezonde materies afkomstig van privé- eigendommen of bouwplaatsen, op de openbare ruimte te laten afvloeien.
§2. Het is verboden om de leidingen voor de afvoer van regenen afvalwater of de werking van fonteinen te versperren. Het is tevens verboden om er huisvuil, olie, slijk, zand, enige materie, voorwerpen, dode dieren of gelijk welke substanties die een obstructie in de leidingen kunnen veroorzaken in uit te gieten.
§3. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden om de riolen in de openbare ruimte te ontstoppen, schoon te maken, te herstellen of er aansluitingen op aan te brengen. Het is ook verboden om de riooldeksels in de openbare ruimte te openen of te verwijderen. Het verbod is niet van toepassing op het vrijmaken van rioolmonden als de minste vertraging de aangrenzende eigendommen schade zou kunnen berokkenen en voor zover er niets wordt gedemonteerd of uitgegraven.
Artikel 27.
§1. Het is verboden om waterwegen, rivieren, kanalen, vijvers, bekkens, fonteinen en riolen op enigerlei wijze te bevuilen. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het ook verboden om erin te baden, er dieren in te baden of er eender wat in te wassen of onder te dompelen.
§2. Het is tevens verboden om het ijs op stilstaand water en waterwegen, riolen en rioolkolken te vervuilen door er voorwerpen, gelijk welke vloeistoffen of dode of levende dieren op te werpen of in te gieten.
Sectie 5. Afvalverwijdering
Artikel 28.
§1. Het huishoudelijk afval en de voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor de selectieve ophalingen die door het Gewest worden georganiseerd, moeten bij de ophaling worden opgesteld volgens de voorschriften van het Agentschap Net Brussel of iedere erkende instelling (tijdstip, plaats, type recipiënt, enz.).
§2. De bewoners die wettelijk gemachtigd zijn om gebruik te maken van erkende containers, mogen deze enkel buitenzetten met inachtneming van de voorschriften van het Agentschap Net Brussel of iedere erkende instelling. De containers moeten on- middellijk na de huisvuilophaling weer worden binnengehaald in het gebouw. Zij moeten zowel vanbinnen als vanbuiten in nette staat worden gehouden.
§3. Indien de dienst voor huisvuilophaling het afval niet op het geplande tijdstip heeft opgehaald, moet ieder zijn afval weer binnenhalen en/of bewijzen dat men binnen 24 uur contact heeft opgenomen met de gemeentelijke of gewestelijke rein- heidsdienst om het probleem te signaleren.
§4. Er wordt ook over gewaakt dat de zakken of recipiënten met huishoudelijk afval afgesloten zijn en geen hinder of vervuiling kunnen veroorzaken en geen dieren kunnen aantrekken. Daartoe is het toegestaan om ronde, trechtervormige en harde vuilnisbakken van +/- 50 cm hoog en met een inhoud van +/- 80 liter te gebruiken. Deze vuilnisbak moet zonder deksel worden opgesteld bij de ophaling.
§5. Zakken, vuilnisbakken en afval die bij de ophaling worden opgesteld volgens de voorschriften van het Agentschap Net Brussel of iedere er- kende instelling worden op het trottoir of op de berm langs de gevel ge- plaatst, bij voorkeur in de directe omgeving van de voordeur van de woning.
Ze moeten zodanig worden geplaatst dat ze perfect zichtbaar zijn vanop straat en de doorgang niet belemmeren. Het is ten strengste verboden om afval voor de gevel van de buren of van een andere woning in dezelfde straat en a fortiori in een andere straat te zetten. Het is vooral ook verboden om het meer bepaald rond en in bloembakken, bij of onder bomen, rond glasbollen en rond andere installaties op de openbare ruimte te zetten of achter te laten.
§6. Het is verboden om huishoudelijk afval rond en in openbare vuilnisbakken te gooien.
Artikel 29.
§1. Het gebruik van containers die door de bevoegde overheid of met haar goedkeuring op de openbare ruimte zijn geplaatst, is strikt voorbehouden aan de personen en voor het afval en de voorwerpen die deze overheid heeft vastgelegd.
§2. De door de gemeente voorbehouden inzamelplaatsen voor grofvuil en/ of groenafval zijn voorbehouden aan de bewoners van de gemeente of van de uitdrukkelijk geassocieerde gemeenten. Huishoudafval, recycleerbaar, chemisch en bouwafval zijn uitgesloten. De inzamelplaatsen moeten perfect proper worden gehouden. Onder ‘groenafval’ wordt verstaan: het plantaardig afval afkomstig van het onderhoud van tuinen en groene ruimten: gras, dode bladeren, snoeiafval van bomen en struiken, plantenresten en gekapte takken. Het storten van groenafval door beroepstuiniers is er verboden.
Artikel 30.
§1. Iedere houder - natuurlijke of rechtspersoon (handelaars, onderneming, zelfstandige, vereniging, enz.) - van ongevaarlijk afval, uitgezonderd huishoudelijk afval, moet de voorschriften van de gewestelijke reglementeringen inzake afvalbeheer naleven.
§2. De personen die een overeenkomst hebben gesloten met een maatschappij voor de verwijdering van hun ongevaarlijk afval, uitgezonderd huishoudelijk afval, moeten in deze overeenkomst de dag en het tijdstip van de ophaling vermelden. Ze dienen er eveneens over te waken dat de zakken of recipiënten met het afval geen hinder of vervuiling kunnen veroorzaken en geen dieren kunnen aantrekken. Bovendien moeten de recipiënten zowel vanbinnen als vanbuiten in nette staat worden gehouden. De overeenkomst moet op het eerste verzoek van de bevoegde overheid worden vertoond.
§3. Wanneer de ophaling ‘s ochtends plaatsvindt, dienen de zakken of recipiënten te worden klaargezet op de vooravond van de ophaling na 18 uur of de dag zelf, vóór de komst van de vrachtwagen. Wanneer de ophaling ‘s avonds gebeurt, dienen de zakken of recipiënten te worden klaargezet de dag zelf na 18 uur en voor de komst van de vrachtwagen. Wanneer de ophaling ‘s namiddags plaatsvindt, dienen de zakken de ochtend zelf voor 12 uur te worden klaargezet. Het gemeentebestuur kan de tijdstippen voor de plaatsing van zakken of recipiënten met afval in dit artikel wijzigen wanneer ze in strijd zijn met de voorschriften op het gebied van openbare veiligheid, rust, reinheid of gezondheid.
Artikel 31.
Het ledigen van beerputten en septische putten en het vervoer en de verwijdering van de inhoud ervan mag enkel gebeuren door een onderneming die volgens de reglementering ter zake erkend is.
Sectie 6. Onderhoud en schoonmaak van voertuigen
Artikel 32.
§1. Het is verboden om in de openbare ruimte het onderhoud, herstellingen aan het koetswerk, de smering, olieverversing of herstelling van voertuigen of van onderdelen van deze voertuigen uit te voeren of te laten uitvoeren, met uitzondering van herstellingen die worden uitgevoerd vlak nadat het defect zich heeft voorgedaan, voor zover het gaat om zeer beperkte ingrepen bedoeld om het voertuig in staat te stellen zijn weg voort te zetten of te worden weggesleept.
§2. Het wassen van voertuigen, met uitzondering van voertuigen voor het goederenvervoer of openbaar vervoer van personen, al dan niet bezoldigd, is toegelaten op de openbare ruimte op de uren van de dag die het best passen omwille van de veiligheid, een vlotte doorgang en de openbare rust; het mag in geen geval tussen 22 uur en 7 uur. Bij vriesweer mag het ook alleen voor zover de veilige doorgang van personen en voertuigen niet in het gedrang wordt gebracht. Wassen en schoonmaken mag enkel gebeuren voor het gebouw waar de eigenaar van het voertuig woont of voor zijn garage. Zo niet mag de gekozen plaats in geen geval de buurt of de openbare rust verstoren.
§3. De producten en het gereedschap voor het herstellen of wassen van het voertuig moeten zorgvuldig worden verzameld, zodat de doorgang van voetgangers en weggebruikers niet wordt gehinderd.
Sectie 7. Vuur, rook, stof en geur
Artikel 33.
§1. Het is verboden om de buurt te hinderen door rook, geuren, roet of uitwasemingen van welke aard ook, alsook door stof of projectielen van alle aard.
§2. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het eveneens verboden om buiten de gebouwen vuur te maken en afval en schroot, met inbegrip van groenafval en organisch huishoudafval, buiten te verbranden.
§3. Barbecues zijn uitsluitend toegelaten in private tuinen en op private koeren en terrassen als er gebruik wordt gemaakt van vaste of mobiele barbecuestellen die aangepast zijn aan de omstandigheden ter plaatse en voor zover ze geen gevaar voor de veiligheid inhouden en de buurt niet hinderen.
§4. Behoudens toelating van de bevoegde overheid zijn barbecues op de openbare ruimte verboden.
Sectie 8. Overnachten en kamperen
Artikel 34.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het op het hele grondgebied van de gemeente en op elke plaats van de openbare ruimte verboden om langer dan 24 uur onafgebroken te verblijven, slapen of kamperen in een wagen, een caravan, een camper of een daartoe ingericht voertuig.
§2. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het eveneens verboden om meer dan 24 uur onafgebroken op een privéterrein te verblijven in een mobiel onderkomen zoals een woon- en aanhangwagen, een caravan of een mobilhome.
Sectie 9. Strijd tegen schadelijke en/of gevaarlijke dieren
Artikel 35.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid, en met uitzondering van voedsel bestemd voor andere vo- gels dan duiven bij vriesweer, is het verboden om elke materie bestemd voor het voeden van dieren, waaronder katten, honden, eenden, vissen, duiven en ganzen, achter te laten, neer te leggen, op te hangen of weg te werpen op de openbare ruimte, met inbegrip van bekkens en vijvers.
§2. Hetzelfde verbod is van toepassing op privéwegen, binnenplaatsen of andere delen van een gebouw, wanneer deze praktijk:
- de buurt kan hinderen of de openbare reinheid gezondheid en veiligheid in het gedrang kan brengen;
- insecten, knaagdieren en duiven kan aantrekken;
- schade kan berokkenen aan het erfgoed en de bestaande gebouwen.
§3. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het op de plaatsen die door deze overheid zijn vastgelegd, toegestaan om zwerfkatten te voeden in het kader van programma’s voor het steriliseren van zwerfkatten.
Artikel 36.
Onverminderd de bestaande wetgeving inzake het natuurbehoud moeten de eigenaars, beheerders of huurders van gebouwen duivennestplaatsen, zijnde met name openingen, permanent afschermen, bevuilde gebouwen laten schoonmaken en ontsmetten en de verspreiding van schadelijke dieren en organismen (zoals ratten, kakkerlakken, enz.) voorkomen en beëindigen, indien nodig door een beroep te doen op gespecialiseerde en/of officiële diensten.
Onverminderd de bestaande wetgeving inzake natuurbehoud zijn de eigenaars bovendien verplicht om de nesten van sociale wespen, sociale bijen of elke andere wilde nestplaats te laten verwijderen als die eender welke overlast veroorzaken. Zo niet zal de verwijdering ambtshalve door de bevoegde overheid gebeuren op kosten en risico van de eigenaars.
Sectie 10. Preventiemaatregelen
Artikel 37.
§1. De toegang tot cabines, douches of zwembaden en sportinrichtingen die voor het publiek toegankelijk zijn, is verboden voor personen:
- die duidelijk niet zindelijk zijn;
- die lijden aan een besmettelijke ziekte of een wonde die nog niet geheeld is of met een verband bedekt is, of een huidziekte die met uitslag gepaard gaat;
- die een besmettelijke aandoening vertonen waardoor de weigering van de toegang medisch verantwoord is;
- die duidelijk onder invloed van alcohol, drugs of geneesmiddelen zijn.
§2. De persoon die zich aanmeldt in een van de bovenstaande situaties, moet gehoorzamen aan het eerste verzoek van de bediende om het gebouw te verlaten of niet binnen te gaan. Bovendien mag hij worden uitgezet door de politiediensten, zo nodig onder dwang.
Sectie 11. Aanplakking
Artikel 38.
§1. Onverminderd de bepalingen van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en de ter zake bestaande bepalingen eigen aan de domeinen, het materieel en de uitrusting van de openbare vervoersmaatschappijen, is het verboden om affiches, pamfletten, stickers, plakbriefjes of richtingspijlen aan te brengen, te doen aanbrengen of te plakken op de openbare ruimte of op elke plaats, in de openlucht, zicht- baar vanaf de openbare ruimte, zonder toelating van de bevoegde overheid en de eigenaar van de plaats of zonder zich te schikken naar de door de bevoegde overheid in de toelatingsakte vastgestelde voorwaarden.
§2. Op eenvoudig verzoek van de bevoegde overheid dient de verantwoordelijke uitgever van de in het de vorige paragraaf bedoelde affiches, pamfletten, stickers of plakbriefjes binnen 15 dagen na het verzoek de identiteit van de natuurlijke of rechtsperso(o)n(en) belast met de verspreiding van de publicatie mee te delen.
§3. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen kunnen verkiezingsaffiches worden aangebracht op de door de bevoegde overheid vastgestelde plaatsen, volgens de voorwaarden die zij vaststelt.
§5. In overtreding met dit reglement aangebrachte affiches of stickers moeten worden verwijderd. Zo niet verwijdert de overheid ze ambtshalve, op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 39.
§1. Het is verboden om de affiches, pamfletten, stickers, plakbriefjes of richtingspijlen die met toelating van de overheid, eigenaar of gebruiker van de plaats werden aangebracht, te bevuilen, bedekken, beschadigen, vernielen, verscheuren, veranderen of verwijderen.
§2. Bij ieder gebouw dat het voorwerp uitmaakt van een politieverordening van de bestuurlijke politie moet deze affiche ad hoc op een van de muren of deuren zichtbaar vanaf de openbare ruimte worden opgehangen. De eigenaar van het gebouw moet ervoor zorgen dat deze affiche in een goede toestand blijft. Bij verwijdering of beschadiging van het document moet hij de affiche ogenblikkelijk vervangen.
Artikel 40.
De verhuurder of gemachtigde van de verhuurder die het bedrag van de gevraagde huurprijs en van de ge- meenschappelijke lasten niet heeft vermeld in elke officiële of openbare mededeling over de verhuring van een goed bestemd voor bewoning in de ruime betekenis, is overeenkomstig artikel 217, §2 van de Brusselse Huisvestingscode onderworpen aan een administratieve geldboete van 50 tot 200 euro.
3. OPENBARE VEILIGHEID
Sectie 1. Samenscholingen, betogingen en optochten
Artikel 41.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden om op de openbare ruimte samenscholingen, betogingen, rellen of optochten die het voertuigenverkeer kunnen storen en gebruikers van de openbare ruimte kunnen hinderen, te organiseren, uit te lokken of eraan deel te nemen.
Artikel 42.
Voor elke samenscholing, betoging, activiteit of optocht, van welke aard ook, in de openbare ruimte of in galerijen en doorgangen op privégrond die voor het publiek toegankelijk zijn, is de toelating van de bevoegde overheid vereist.
Sectie 2. Hinderlijke of gevaarlijke activiteiten
Artikel 43.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden om op de openbare ruimte op voor het publiek toegankelijke plaatsen en op privé-eigendommen eender welke activiteit te verrichten die de openbare veiligheid of de veilige en vlotte doorgang in het gedrang kan brengen, zoals:
1. allerhande voorwerpen gooien, lanceren of voortstuwen; deze bepaling is niet van toepassing op sportdisciplines en spelen in passende installaties;
2. zaken blootstellen of achterlaten die door hun aanwezigheid schade kunnen veroorzaken door hun val of ongezonde uitwasemingen;
3. enig voorwerp achterlaten dat kan worden gebruikt door iemand met slechte intenties om de veiligheid van personen en goederen in het gedrang te brengen;
4. gebruikmaken van vuurwapens, persluchtwapens, gaswapens of werpwapens zoals bogen en kruisbogen, uitgezonderd in stands die een toelating hebben of in schietkramen op kermissen;
5. gebruikmaken van vuurwerk en voetzoekers;
6. klimmen op afsluitingen, in bomen, op palen of op gelijk welke constructies of installaties;
7. gewelddadige of luidruchtige spelen of oefeningen doen;
8. gevaarlijke artistieke prestaties leveren;
9. allerhande werkzaamheden verrichten;
10. uitstralen of projecteren van laserlicht of gelijkgesteld, dat verblinding van welke aard ook kan veroorzaken, hetzij rechtstreeks, hetzij door het reflecteren van lichtbundels, uitzenden of richten. Wapens, munitie, voetzoekers of vuurwerk, gebruikt in overtreding met de bovengenoemde bepalingen, worden in beslag genomen. In geval van administratieve inbeslagname kunnen de in beslag genomen vernietigd.
11. bepaalde gevaarlijke stoffen zoals lachgas voor recreatieve doeleinden gebruiken of bezitten.
Artikel 44.
Het is in de openbare ruimte verboden om:
- de toegang tot openbare of private gebouwen of bouwwerken, ook al is dit maar gedeeltelijk, te belemmeren;
- de doorgang voor voorbijgangers, ook al is dit maar gedeeltelijk, te verhinderen;
- de doorgang van personen met een visuele handicap te belemmeren op blindengeleidestroken en/of geleide- lijnen;
- zich dreigend op te stellen;
- behoudens toelating van de bevoegde overheid eender welke activiteit uit te oefenen op de rijweg.
In geval van overtreding van dit artikel kan de politie of de gemachtigde ambtenaar het hinderlijke gedrag of de activiteit onmiddellijk doen stopzetten.
Artikel 45.
Onverminderd de andere geldende reglementeringen is het gebruik van ieder vervoersmiddel, zoals steps, rolschaatsen, skateboards, tonneaus, sleeën, hoverboards en eenwielers, enkel toegelaten op voorwaarde dat de veiligheid van de voetgangers en andere gebruikers en de vlotte doorgang niet in gevaar worden gebracht.
De bevoegde overheid kan het echter verbieden op de plaatsen die zij bepaalt.
Artikel 46.
§1er. Behoudens toelating van de bevoegde overheid zijn verboden op de openbare ruimte:
- inzamelingen, verkoopinzamelingen en verkoop zoals leuren, de inzameling van fooien;
- allerhande vermakelijkheden zoals tentoonstellingen, filmopnames, jaaren expobeurzen, fuiven, bals, vertoningen, spektakels, karaoke of feestelijke verlichtingen;
- waarzeggerij;
- loterij- of kansspelen.
§2. In geval van overtreding worden de tafels, werktuigen, spel- of loterijtoestellen, alsook de inzetten, waren, voorwerpen of loten in beslag genomen en verbeurdverklaard.
Artikel 47.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid zijn verboden op de openbare ruimte: de activiteiten van personenvervoer die betrekking hebben op een cliënteel van toeristen op doorreis of georganiseerd in het kader van feestelijke of handelsactiviteiten die plaatsvinden op het grondgebied van de gemeente, waarbij personen instappen op het grondgebied van de gemeente, al dan niet door middel van gemotoriseerde voertuigen, spannen of bereden dieren. Deze laatste bepaling heeft echter geen betrekking op het openbaar vervoer en de taxi’s of de voertuigen met bestuurder.
Artikel 48.
Onverminderd de geldende wetgeving is het verboden om eender welke vorm van pesticiden te verspreiden op de openbare ruimte.
Artikel 49.
Het is verboden om eender welke concerten, vertoningen, vermakelijkheden of bijeenkomsten op de openbare weg waarvoor de bevoegde overheid toelating heeft gegeven, alsook evenementen in vertonings-, feest-, concert- of sportzalen en filosofische of religieuze samenkomsten op enigerlei wijze te verstoren. De toegang tot de scène is verboden voor iedere persoon die er niet voor zijn dienst moet zijn.
Het is het publiek in vertonings-, feest-, concert- of sportzalen verboden om:
a) op de scène, de piste of het terrein te komen zonder daartoe te zijn uitgenodigd of toegelaten door de artiesten, performers of organisatoren, of binnen te gaan in de privévertrekken van de inrichting of de artiesten- of sportersvertrekken;
b) voorwerpen, die in hun val het publiek, de acteurs of de performers kunnen schaden of anderszins hinderen op balkons en leuningen te leggen of eraan te bevestigen;
c) door zijn gedrag de stabiliteit en/of veiligheid van de installaties of plaatsen in gevaar te brengen;
d) het spektakel, feest of concert op een andere manier te verstoren.
Sectie 3. Autoloze dag
Artikel 50.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het autoverkeer verboden tijdens de ‘autoloze dag’.
§2. Onder ‘autoverkeer’ wordt verstaan: het verkeer met motorvoertuigen in de zin van artikel 2.16 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer.
§3. De datum en modaliteiten van een autoloze dag worden vastgelegd in een tijdelijke politieverordening.
Sectie 4. Verkoop en verdeling op de openbare ruimte
Artikel 51.
§1. De activiteit van de verdelers van kranten, publicaties, tekeningen, gravures, advertenties en allerlei drukwerk mag de openbare orde niet verstoren en het verkeer niet belemmeren.
§2. De personen die optreden als verkoper of verdeler van kranten, geschriften, tekeningen, gravures, advertenties en allerlei drukwerk in straten en andere openbare plaatsen mogen zonder voorafgaande toelating geen materiaal gebruiken voor de uitoefening van deze activiteit, onverminderd de reglementering betreffende de openbare markten en ambulante handel.
§3. De verdelers en/of verkopers moeten het drukwerk oprapen dat door het publiek op de grond zou worden gegooid in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de verdeling en/of verkoop plaatsvindt.
§4. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verkopers of verspreiders van kranten, geschriften, reclamestalen, drukwerk, foto’s, tekeningen of reclamefolders verboden om:
- kranten, geschriften, enz. op de openbare weg of op de drempel van deuren en vensterbanken van gebouwen op te stapelen of ze te hangen aan uitspringende delen of ijzeren onderdelen zoals deurklinken of deurknoppen en smeedijzeren structuren. Reclamedrukwerk moet verplicht in de brievenbus worden gestopt;
- kranten, geschriften, enz. op te stapelen in verlaten gebouwen en in brievenbussen zonder nummer;
- zonder toelating van de eigenaar of gebruiker, reclamedrukwerk aan te brengen of te laten aanbrengen op voertuigen;
- een luidspreker te gebruiken;
- voorbijgangers aan te klampen, te volgen of lastig te vallen.
§5. Onder het begrip materiaal wordt meer bepaald verstaan voor deze bepaling: de tribunes, karren of ander materiaal dat een belemmering voor voorbijgangers zou kunnen vormen, overlast zou kunnen veroorzaken in termen van openbare reinheid of zou kunnen lijken op een toe-eigening van de openbare ruimte zonder toelating.
§6. Op het grondgebied van de Stad Brussel en Elsene zijn de verkoop en verspreiding, behoudens specifieke toelating van de bevoegde overheid, totaal verboden:
1. in de neutrale zone;
2. in de erfgoedzone beschermd door de UNESCO rond de Grote Markt, afgebakend door en met inbegrip van: Zuidstraat en Henri Mausstraat, Beursplein, Beursstraat, Taborastraat, Kleerkopersstraat, Schildknaapsstraat, Arenbergstraat, Bergstraat, Agoraplein, Magdalenasteenweg, Duquesnoystraat, Sint-Jansplein en Lombardstraat;
3. op het Congresplein, Poelaertplein, Koningsplein en Onze-Lieve-Vrouw-Voorplein, alsook 50 meter in de om- trek;
4. op minder dan 50 meter van werk- loosheidskantoren, onderwijsinstellingen, eredienstplaat- sen, kazernes en andere militaire gebouwen;
5. in de zone afgebakend door de Houba de Strooperlaan, Romeinsesteenweg, Madridlaan, Dikke- lindelaan, Eeuwfeestlaan, Sint- Lambertusplein, Heizelstraat, met inbegrip van haar verkeersaders op dagen waarop tentoonstellingen, vergaderingen, feesten of andere evenementen plaatsvinden in het Koning Boudewijnstadion of het Tentoonstellingspark;
6. op de Esplanade Solidarnosc.
Artikel 52.
Op eenvoudig verzoek van de bevoegde overheid dient elke verantwoordelijke uitgever van kranten, geschriften, drukwerk of reclamebladen binnen 15 dagen na het verzoek de identiteit van de natuurlijke of rechtsperso(o) n(en) belast met de verspreiding van de publicatie mee te delen.
Artikel 53.
§1. Het is verboden om buiten de spek- takel- of concertzalen en plaatsen voor sportbijeenkomsten of evenementen de voorbijgangers op de openbare weg aan te klampen om hen toegangskaarten te verkopen of om hen uit te leggen hoe ze er zich kunnen aanschaffen.
§2. Het is de handelaars of restauranthouders en de personen die ze tewerkstellen eveneens verboden klanten aan te spreken of aan te roepen om naar hun zaak te komen als de laatstgenoemden geen interesse voor hun zaak hebben laten blijken.
Sectie 5. Plaatsing van kranen
Artikel 54.
Elke plaatsing van een kraan is onderworpen aan de toelating van de bevoegde overheid. Onverminderd de reglementaire voorschriften inzake stedenbouw, leefmilieu en arbeidsbescherming, is het verplicht:
1.dat voor een kraan in gebruik te nemen en telkens als het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming de opmaak van een proces-ver- baal van verificatie vereist, een kopie van dit stuk, opgesteld door een erkende instelling, naar de bevoegde overheid wordt gestuurd, binnen een termijn van drie weken voor het monteren of hermonteren;
2. dat voor het gebruik van de kraan de voorlegging van een werfplan vereist is, alle nuttige aanduidingen en kenmerken van het tuig, vloeroppervlak en draaicirkel van de arm inbegrepen;
3. dat de kranen een stabiele basis hebben op de grond, om te voorkomen dat ze omvallen. Torenkranen op rails moeten bovendien worden vastgemaakt aan deze rails die op hun beurt stevig in de grond verankerd moeten zijn om te voorkomen dat ze worden uitgerukt en omvallen;
4. dat de kraan, naarmate de bouw vordert, hetzij in het gebouw wordt opgenomen, hetzij degelijk op verschillende plaatsen wordt verankerd;
5. dat de gebruikers alle passende maatregelen nemen opdat de stabiliteit van de kraan niet vermindert wanneer ze zich in draaistand bevindt en dat ze geen ongecontroleerde bewegingen kan maken;
6. dat de vervoerde materialen, indien ze poedervormig of vloeibaar zijn of zich kunnen verspreiden, worden opgeslagen in containers zodat er niets op de openbare ruimte, in de private eigendommen of binnen de met paalwerk omheinde ruimte kan vallen. De omheining moet zo nodig, op bevel van de gemachtigde ambtenaar, worden verwijderd bij de dagelijkse sluiting van de bouwplaats;
7. dat voor de torenkraan in gebruik te nemen, een lijst met de namen, adressen en telefoonnummers van de aannemer, de ingenieur, de bevoegde technicus en een lid van het kraanpersoneel, die te allen tijde, zowel overdag als’ s nachts, snel bereikbaar zijn, wordt ingediend op het dichtstbijzijnde politiecommissariaat. Een kopie ervan wordt aangeplakt aan de buitenzijde van het werfkantoor;
8. dat de aannemer gedekt is inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor ongevallen veroorzaakt aan derden door het gebruik van kranen, zowel op als buiten de bouwplaats. Het bewijs wordt bij de toelatingsaanvraag gevoegd;
9. dat de kraan uiterlijk acht dagen na het einde van de werken waarvoor ze in gebruik werd genomen, moet worden weggehaald. Zo niet wordt daartoe overgegaan door toedoen van de bevoegde overheid op kosten en risico van de aannemer;
10. dat er aan de voet van de torenkraan een voorziening wordt aangebracht die het fysiek onmogelijk maakt voor onbevoegde personen om op de kraan te klimmen. Deze voorziening moet worden beschreven in de toelatingsaanvraag.
Sectie 6. Privatieve bezetting van de openbare ruimte en voorwerpen die schadelijk kunnen zijn door hun val
Artikel 55.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid, en onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw, zijn verboden:
- de privatieve bezetting van de openbare ruimte boven, op het niveau van of onder de grond, vastgemaakt, opgehangen, neergelegd of achtergelaten voorwerp, met inbegrip van de belemmering van de openbare ruimte met materialen, steigers of allerhande voorwerpen. Klimplanten vormen een uitzondering, voor zover ze de openbare veiligheid en een vlotte doorgang niet in het gedrang brengen;
- putten graven op de openbare weg;
- de installatie op hoge delen van ge- bouwen of tegen huisgevels van voorwerpen die gevaarlijk kunnen zijn door hun val, ook al steken ze niet over de openbare weg uit. Voorwerpen op vensterbanken, vastgemaakt met een stevig bevestigde en niet -uitstekende voorziening, zijn vrijgesteld van deze bepaling.
§2. Behoudens specifieke en voorafgaande toelating van de gemeentelijke overheid is het verboden om, onder andere met verschillende voorwerpen, zich een parkeerplaats te reserveren op de openbare weg.
§3. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw is het verboden om wimpels, vlaggen, lichtgevende slingers, spandoeken of dergelijke op gevels van gebouwen te plaatsen of over de openbare weg te hangen zonder toelating van de bevoegde overheid.
§4. Het is verboden om buiten woningen, op of boven de openbare ruimte, doeken, linnen en andere voorwerpen uit te spreiden of te laten drogen.
§5. Onverminderd de bepalingen van het algemeen politiereglement op het wegverkeer en de gewestelijke wettelijke en reglementaire bepalingen, mag niemand zonder voorafgaande toelating van de bevoegde overheid voorwerpen, van welke aard ook, op de openbare weg plaatsen. Het onderhoud ervan is de taak van de eigenaars, huurders of personen waarvan sprake in artikel 22 van dit reglement.
§6. Onverminderd de bepalingen van het verkeersreglement mag geen enkel voorwerp, zelfs gedeeltelijk, de voorwerpen van openbaar nut verbergen waarvan de zichtbaarheid volledig moet verzekerd zijn.
§7. Geen enkel voorwerp mag evenmin de toegang tot deuren of ramen van gevels langs de openbare weg verbergen, zelfs niet gedeeltelijk.
§8. De voorwerpen die in overtreding met dit artikel geplaatst, vastgehecht, vastgemaakt of opgehangen zijn, moeten op het eerste verzoek van de gemachtigde ambtenaren worden verwijderd. Zo niet gebeurt dit ambtshalve op kosten en risico van de overtreder.
§9. Iedereen die een toelating heeft gekregen om materialen, steigers of andere voorwerpen op de openbare ruimte te plaatsen of te bewaren, of er putten te graven, dient verlichting en verkeerstekens aan te brengen bij de ingenomen ruimte, opslagplaatsen of putten. Zo niet gebeurt dit door de bevoegde overheid op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 56.
Behalve met een toelating van de bevoegde overheid is het voor elke persoon die zich op de openbare weg bevindt verboden om de doorgang van voorbijgangers te belemmeren door het plaatsen of achterlaten van elk verplaatsbaar voorwerp, zoals bagage, huishoudelijk afval, bouwafval en voertuigen. Het begrip doorgang belemmeren wordt onder meer door de volgende gedragingen vastgesteld:
- aan voetgangers, op elke plaats waar de doorgang toegelaten is, een breedte van minder dan 1,50 meter laten, of een andere breedte die door de bevoegde overheden is opgelegd naargelang de specifieke omstandigheden op bepaalde plaatsen, of die hen verplichten om over voorwerpen die de doorgang belemmeren te stappen of te klimmen;
- aan voertuigen die op de weg rijden een breedte van minder dan 3 meter laten, of gelijk welke andere breedte die nodig is voor de doorgang van hulpvoertuigen naargelang de specifieke omstandigheden op bepaalde plaatsen, of op de weg voorwerpen achterlaten die voorbijrijdende voertuigen kunnen beschadigen;
- fietspaden zodanig versperren dat het voor fietsers onmogelijk is om zonder gevaar te fietsen;
- de toegang tot gebouwen, al dan niet in opbouw, beletten of beperken, zoals hierboven beschreven, voor voetgangers, fietsers en voertuigen.
Artikel 57.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden voor een onderneming die voertuigen verhuurt, herstelt of verkoopt, om zich opzettelijk en herhaaldelijk parkeerplaatsen op de openbare weg toe te eigenen. Wordt onder meer bedoeld: het parkeren op de weg van voertuigen in afwachting van een mechanische interventie of een interventie aan het koetswerk, alsook voertuigen die moeten worden afgehaald door hun eigenaars.
De beroepsvoertuigen bestemd voor personen- en goederenvervoer vallen eveneens onder deze bepaling, waarbij laatstgenoemde overigens eerst de hun voorbehouden plaatsen moeten innemen.
§2. Elk voertuig dat kan worden gelijkgesteld met een achtergelaten voertuig is vatbaar voor eenbeslissing tot wegtakeling door de bevoegde overheid op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 58.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden om caféterrassen (o.a. stoelen, banken en tafels), kraampjes, menuborden of reclameborden onder gelijk welke vorm te plaatsen en koopwaren of drukwerk op de openbare ruimte uit te stallen.
§2. De voorwerpen die in strijd met dit artikel zijn geplaatst of uitgestald, moeten op het eerste verzoek van de politie of van een gemachtigde ambtenaar worden verwijderd. Zo niet gebeurt dit ambtshalve op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 59.
§1. Onverminderd de reglementering inzake stedenbouw moeten de eigenaars of gebruikers van antennes, parabolen en al dan niet lichtgevende reclameborden voortdurend nagaan en zich ervan vergewissen of de stabiliteit ervan perfect is.
§2. Elke installatie die niet wordt gebruikt, moet binnen acht dagen na beëindiging van het gebruik worden weggehaald.
§3. Wie de bepalingen in dit artikel overtreedt, moet de antenne, de al dan niet lichtgevende reclame, de schotelantenne of de betrokken installatie verwijderen. Zo niet behoudt de bevoegde overheid zich het recht voor om hierin te voorzien op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 60.
Afsluitingen, scheidingswanden, omheiningen of reclameborden die in de grond zijn verankerd of aan gebouwen zijn bevestigd, moeten stevig worden vastgemaakt zodat ze niet kunnen omvallen.
Artikel 61.
§1. Bomen en beplantingen in privé-eigendommen moeten zodanig worden gesnoeid dat alle takken die over de openbare weg hangen, zich op een hoogte van minstens 2,50 meter van de grond bevinden en het uiteinde ervan zich op een afstand van minstens 0,50 meter van de openbare rijweg bevindt. Het snoeien dient te gebeuren met inachtneming van de specifieke bepalingen die daarvoor zijn voorzien in de huidige wetgeving betreffende met name het natuurbehoud.
§2. Bomen en beplantingen mogen in geen geval de lichtstroom van de openbare verlichting en voorwerpen van openbaar nut verbergen.
§3. Hagen mogen niet uitsteken over de openbare weg en moeten te allen tijde gesnoeid zijn om de breedte van de openbare weg niet te verkleinen.
§4. Indien bijzondere veiligheidsredenen dit vereisen, kan de gemachtigde ambtenaar andere afmetingen opleggen en moeten de voorgeschreven werken worden verricht.
§5. Wie de bepalingen van dit artikel overtreedt, moet de zaken onmiddellijk in orde brengen. Zo niet behoudt de bevoegde overheid zich het recht voor om hierin te voorzien op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 62.
§1. Het is verboden om lange of om- vangrijke voorwerpen van de binnenkant van een gebouw op de openbare weg te laten uitsteken zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de veiligheid van de voorbijgangers te waarborgen.
§2. Dezelfde voorzorgsmaatregelen dienen in acht te worden genomen bij het openen van buitenzonneblinden, jaloezieën of zonnegordijnen die op de gelijkvloerse verdieping geplaatst zijn, indien het gebouw zich langs de rooilijn bevindt die aan de openbare weg grenst.
Wanneer de buitenzonneblinden of jaloezieën open zijn, dienen ze met pallen of haken op hun plaats te worden gehouden. De pallen en haken die op de gelijkvloerse verdieping geplaatst zijn, dienen zodanig vastgehecht te zijn dat ze de voorbijgangers niet kunnen verwonden of de veiligheid niet in het gedrang kunnen brengen.
Artikel 63.
§1. Het is verboden om het even welk voorwerp door deuren, openingen of vensters te werpen, die uitgeven op de openbare weg.
§2. Wanneer de verwijdering van bepaalde voorwerpen of materialen door voormelde openingen onontbeerlijk is, bijvoorbeeld in geval van verhuizing, wordt elke voorzorgsmaatregel genomen om dat gedeelte van de openbare weg dat gevaarlijk is, te onttrekken aan het wegverkeer en de weggebruikers en om het verkeer te regelen zodanig dat ieder ongeval wordt voorkomen.
Artikel 64.
Ingangen van kelders en toegangen tot ondergrondse ruimten op de openbare weg mogen slechts worden geopend:
- gedurende de tijd die nodig is voor de handelingen waarvoor de opening vereist is;
- met inachtneming van alle maatregelen om de veiligheid van de voorbijgangers te waarborgen.
- beide voorwaarden zijn cumulatief.
Artikel 65.
§1. Alle eigenaars van onroerend goed moeten zichtbaar aan de buitenkant en aan de straatkant het huisnummer van het gebouw aanbrengen. Zij moeten ook per gebruikte woonopper- vlakte of wooneenheid een perfect werkende bel plaatsen. De gebruikers brengen zichtbaar hun familienaam of handelsbenaming aan op de bovengenoemde bel, alsook dicht bij de voordeur en op de brievenbus.
§2. Bij een nieuwbouw is de eigenaar verplicht om het hem toegekende nummer binnen vijftien dagen na ontvangst aan te brengen.
§3. Het is verboden om op welke manier dan ook huisnummers, toegekend door het gemeentebestuur, te bedekken, los te rukken, te beschadigen of weg te halen, evenals naamborden van openbare wegen.
 §4. In geval van nummerwijziging dient het oude nummer te worden afgedekt of met een zwarte streep te worden geschrapt, en mag het maximaal twee jaar behouden blijven vanaf de kennisgeving ter zake door de bevoegde overheid.
§5. Indien gelijk welke werkzaamheden aan het gebouw noodgedwongen de schrapping, tijdelijke verwijdering of bedekking van het huisnummer vereisen, dient dit nummer ten laatste acht dagen na de beëindiging van de werkzaamheden opnieuw te worden aangebracht.
§6. Indien het nummer niet binnen de in dit artikel vermelde termijnen wordt aangebracht, zal de bevoegde overheid het gebouw ambtshalve nummeren met behulp van zwarte verf met industrieel sjabloon, en dit op kosten van de eigenaar.
Artikel 66.
§1. De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of verantwoordelijken in enige hoedanigheid van een ge- bouw dienen, zonder dat dit voor hen enige schadeloosstelling tot gevolg heeft, het onderhoud, de plaatsing op de gevel of topgevel van hun gebouw, ook wanneer dit zich buiten de rooilijn bevindt, en in dit geval eventueel aan de straatkant, toe te staan van iedere voorziening van openbaar nut en in het bijzonder:
1° het plaatsen van een bord met de straatnaam van het gebouw;
2° het plaatsen van een historisch straatbord;
3° het plaatsen van alle verkeerstekens;
4° het plaatsen van een infrastructuur- kabel van een overheidsdienst;
5° een verankering voor de openbare verlichting, openbare publiciteit, openbare feestverlichting, openbare bewakingscamera’s, ...;
6° het gebruik van de kelderverdieping van het gebouw door nutsmaatschap- pijen die de toelating van de bevoegde overheid hebben;
7° het aanbrengen van elk bericht van openbaar onderzoek bepaald door de wettelijk van kracht zijnde bepalingen;
8° het aanbrengen van kabels die nodig zijn voor de uitbating van trams en andere voertuigen van het openbaar vervoer;
9°de plaatsing van borden om brandmonden of brandkranen aan te geven;
10° de plaatsing van elke veiligheidsinrichting. Dit geldt eveneens voor bevestigingen, statieven en apparaten die nodig zijn voor de goede werking van de bovengenoemde diensten. Het is verboden de hogervermelde voorwerpen weg te halen of te verplaatsen. De verwijdering of de verplaatsing van deze voorwerpen, voor om het even welke reden, gebeurt door tussenkomst van het gemeentebestuur of de daartoe bevoegde concessiehouder.
§2. De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of gelijk welke verantwoordelijken van onroerende goederen moeten zich ervan verzekeren dat bovengenoemde zaken, alsook de installaties en apparaten waarmee ze uitgerust zijn, zich in een perfecte staat van bewaring, onderhoud en werking bevinden, opdat ze de openbare veiligheid of gezondheid niet in het gedrang zouden brengen.
Artikel 67.
De eigenaar is verplicht om de passende materiële maatregelen te treffen om te vermijden dat onbevoegden toegang krijgen tot leegstaande gebouwen of onbebouwde terreinen.
Sectie 7. Algemene maatregelen ter voorkoming van schendingen van de openbare veiligheid
Artikel 68.
Het is verboden om de oproepen en signalen van de hulp- en interventie- diensten na te bootsen, voor welk doel ook.
Artikel 69.
Iedere bedrieglijke hulpoproep of ieder bedrieglijk gebruik van een praatpaal, signalisatietoestel en waarschuwings- of alarmvoorziening bestemd om de veiligheid van de gebruikers te vrijwaren, is verboden.
Artikel 70.
Het is onbevoegden verboden om niet voor het publiek toegankelijke gebouwen of installaties van openbaar nut te betreden. Personen die daar door de bevoegde overheid niet toe werden gemachtigd, mogen geen kranen van leidingen van gelijk welke aard, schakelaars van de openbare verlichting, openbare klokken, signalisatieapparaten noch uitrustingen voor telecommunicatie bedienen die zich op of onder de openbare weg of in openbare gebouwen bevinden.
Artikel 71.
Het is voor iedere onbevoegde persoon verboden om andermans terrein te betreden, er een dier waarvoor hij verantwoordelijk is op te laten gaan, er veldvruchten of enige voortbrengselen van de bodem af te snijden of te vernietigen, zelfs zonder de intentie deze te stelen. Het is verboden om op andermans terrein veldvruchten of voortbrengselen van de bodem te stropen, te ontvreemden, te roven of te beschadigen.
Sectie 8. Brand en aanverwante gevaren
Artikel 72.
In geval van brand, een gas- of water- lek of een ander schadegeval moet elke persoon die dit vaststelt onmiddellijk contact opnemen met het politiekantoor, de dichtstbijzijnde brandweerdienst of het centrale noodnummer.
Artikel 73.
De eigenaars, huurders of bewoners van een gebouw waar brand is uitgebroken, alsook van de omringende gebouwen moeten:
1. onmiddellijk gevolg geven aan de bevelen en aanwijzingen van de brandweer, de Civiele Bescherming, de politie of andere overheidsdiensten waarvan het optreden nodig is om het schadegeval te bestrijden;
2. toegang tot hun gebouw geven;
3. het gebruik van de waterpunten en van alle beschikbare brandbestrijdingsmiddelen toelaten.
Artikel 74.
Zijn verboden op de openbare weg en in de voor het publiek toegankelijke plaatsen: het parkeren van voertuigen en het plaatsen, zelfs tijdelijk, van zaken die het opsporen van, de toegang tot of het gebruik van bluswater kunnen hinderen of verhinderen, alsook het opsporen van, de toegang tot of het gebruik van afsluitkleppen voor gas, elektriciteit, water of telecommunicatie.
Artikel 75.
Het is verboden om de tekens voor de identificatie of het opsporen van de volgende hulpbronnen te beschadigen, te verbergen of te laten verbergen: gas, elektriciteit, telecommunicatie of water voor het blussen van branden.
Artikel 76.
Brandkranen of -monden, de deksels of luiken die de kamers met brandmonden afsluiten, de putten en alle aansluitingen van gebouwen moeten steeds vrij, goed zichtbaar en gemakkelijk toegankelijk blijven. Hetzelfde geldt voor de luiken die het elektriciteits-, gas- en telecommunicatienet afsluiten.
Artikel 77.
Elke bewoner van een gebouw of deel van een gebouw is verplicht om ervoor te zorgen dat de schoorstenen en rookafvoerbuizen die hij gebruikt:
- constant in goede staat van werking worden gehouden;
- volgens de wettelijk voorgeschreven periodiciteit worden schoongemaakt.
Artikel 78.
Als een evenement zoals een fuif, ontspanning, dansavond of elke andere bijeenkomst wordt georganiseerd in een voor het publiek toegankelijke plaats waarvan de organisatoren niet kunnen bewijzen dat die plaats voldoet aan de veiligheidsvoorschriften, met name de brandveiligheidsregelgeving, kan de bevoegde overheid het evenement verbieden en kan de politie in voorkomend geval de inrichting doen ontruimen en sluiten. Op voor het publiek toegankelijke plaatsen, zelfs wanneer het publiek er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten is, is het verboden om het maximumaantal personen dat gelijktijdig aanwezig mag zijn, vastgelegd door de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp in het ka- der van de brandveiligheids- en brand- preventienormen, te overschrijden.
Als dit aantal overschreden wordt, mag de politie de ruimte ontruimen en sluiten.
Artikel 79.
Onverminderd de wettelijke bepalingen die van kracht zijn, is het verboden om op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, gelijk welke voorwerpen te plaatsen, te bevestigen of op te hangen die de doorgang via de trappen, aan de uitgangen of nooduitgangen alsook in de gangen die erheen leiden, hinderen of die op gelijk welke wijze hun breedte of hoogte beperken.
Artikel 80.
§1. Alle (woon)gebouwen of constructies waarvan de hoofdingang niet rechtstreeks uitkomt op de openbare weg, moeten bereikbaar zijn voor hulpvoertuigen. Deze toegangsweg moet het verkeer, het parkeren en het aanwenden van het materiaal van de hulpdiensten toelaten.
§2. Deze toegangsweg moet steeds vrij en gemakkelijk toegankelijk blijven.
Het is verboden om er voertuigen tot stilstand te brengen of er om het even welke materialen of voorwerpen achter te laten.
§3. Deze toegangsweg wordt aangeduid door gelijk welk signalisatiemiddel dat gepast wordt geacht.
§4. De bevoegde overheid kan voor de bestaande toegangswegen bepalen welke maatregelen zij nodig acht om het optreden van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp mogelijk te maken.
Sectie 9. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de weersomstandigheden
Artikel 81.
§1. Met dode bladeren, sneeuw of ijzel bedekte trottoirs moeten volledig of over twee derde van hun breedte met een minimum van 1,50 meter, al naargelang de breedte van het trottoir, geruimd of slipvrij gemaakt worden om de veilige doorgang van voetgangers te bevorderen. De sneeuw moet op en aan de rand van het voetpad worden gelegd en mag niet op de rijweg worden gegooid. Als de plaatsgesteldheid het niet toelaat, wordt de sneeuw op de rand van de rijweg gelegd. De rioolkolken, straatgoten en zebrapaden moeten vrij blijven. Dit moet worden uitgevoerd door de in artikel 22 van dit reglement bedoelde personen die belast zijn met het onderhoud van de voetpaden.
§2. Het strooien van zand of gelijk welk ander product om sneeuw of ijs te doen smelten op de treden van buitentrappen, op voetpaden of op de openbare weg, ontheft de personen die daartoe overgaan niet van de in deze bepaling voorgeschreven verplichtingen.
Artikel 82.
IJspegels die zich vormen aan de hoger gelegen delen van gebouwen die over de openbare weg uitsteken, moeten worden verwijderd. Indien nodig wordt er een beroep gedaan op de brand- weerdienst. Deze verplichting geldt voor de in artikel 22 van dit reglement bedoelde personen die belast zijn met het onderhoud van de voetpaden.
Artikel 83.
Het is op de openbare ruimte verboden om:
-             bij vorst water te gieten of te laten vloeien;
-             glijbanen aan te leggen;
-             sneeuw of ijs, afkomstig uit privéeigendommen, op te hopen.
Artikel 84.
Het is verboden om zich op het ijs van kanalen, waterbekkens, vijvers en waterlopen te begeven, zonder toelating van de bevoegde overheid.
Iedere activiteit is er verboden zonder toelating.
Sectie 10. Vrijetijdsbestedingen en -plaatsen
Artikel 85.
§1. De toestellen en uitrustingen die ter beschikking gesteld zijn van het publiek op permanente of tijdelijke gemeentelijke speelpleinen of speelvelden moeten zo worden gebruikt dat de openbare veiligheid en rust niet in het gedrang komen, onder meer door naleving van de door de bevoegde overheid vastgelegde leeftijdsgrenzen. De plaatsen die voor welbepaalde spelen of sporten voorbehouden zijn, mogen niet worden gebruikt voor andere spelen of sporten of voor andere doeleinden.
Kinderen onder de zeven jaar moeten verplicht vergezeld zijn door een van hun ouders of door de persoon aan wiens toezicht ze zijn toevertrouwd. De toegang tot de speelpleinen en -velden is iedere dag, met inbegrip van zonen feestdagen, toegestaan van zonsopgang tot zonsondergang, behoudens aangeplakte andersluidende bepaling.
§2. De gemeente is niet aansprakelijk voor eventuele ongevallen op een gemeentelijk speelterrein die het gevolg zijn van een niet-conform of onvoorzichtig gebruik van de speeltoestellen, alsook van elk gebruik door personen die niet de geschikte leeftijd hebben of zonder passende begeleiding achtergelaten kinderen.
§3. Onverminderd de reglementaire bepalingen inzake de veiligheid in stadions of andere plaatsen waar sport wordt beoefend, vereist elke installatie van voorlopige tribunes voor het onthaal van meer dan honderd personen, naar aanleiding van om het even welke culturele, sportieve of andere manifestatie, ongeacht de bouwmaterialen, de montagetechnieken of de technieken voor de bodem- verankering ervan, na de montage van de tribunes maar vóór elk gebruik ervan:
1. een goedkeuringsverslag, afgeleverd door een erkende controle-instantie inzake stabiliteit;
2. een positief controleverslag, opgesteld door een brandpreventietechnicus van de brandweerdienst. Deze documenten worden bezorgd aan de bevoegde overheid en zijn ter plaatse beschikbaar gedurende de volledige duur van het evenement.
Sectie 11. Verhuizingen, laden en lossen
Artikel 86.
§1. Er mogen geen goederen, meubels of andere zaken op de openbare ruimte worden geladen of gelost tussen 22 en 7 uur, behoudens door de bevoegde overheid afgegeven toelating. Dit verbod geldt niet voor persoonlijke zaken bij vertrek of terugkeer van een reis.
§2. Bij het vervoeren, hanteren, laden en lossen van voorwerpen of andere goederen op de openbare ruimte moet erop worden gelet dat de voetgangers niet worden verplicht om het voetpad te verlaten, dat ze zich nergens tegen kunnen stoten of dat ze zich niet kunnen verwonden, en dat noch de veiligheid, noch de vlotte doorgang, noch de openbare rust en reinheid in het gedrang komen. Dezelfde voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen ten aanzien van fietsers daar waar fietspaden worden aangelegd. Als het onmogelijk is om de voetgangers op het trottoir te laten doorgaan, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om de doorgang van voetgangers in alle veiligheid te garanderen. Deze transporten, ladingen en lossingen kunnen slechts plaatsvinden voor het gebouw of de garage van de uitbater of bewoner van de ruimte.
§3. Zodra het lossen beëindigd is, wordt de openbare weg onmiddellijk weer ontruimd. Zo niet behoudt de bevoegde overheid, naast de toepassing van een administratieve sanctie, zich het recht voor om tot deze ontruiming over te gaan op kosten en risico van de burgerlijk aansprakelijke.
Artikel 87.
Het is verboden om winkelkarren achter te laten in de openbare ruimte. De uitbaters van winkelcentra zijn verplicht om alle nodige maatregelen te nemen die de naleving van deze bepaling garanderen. Bovendien zijn ze verplicht om de identificatie van de winkelkarren te garanderen.
4. OPENBARE RUST
Sectie 1. Geluidshinder
Artikel 88.
Het is overdag verboden om geluidshinder te veroorzaken tussen 7 uur en 22 uur (met inbegrip van het geroep van dieren) die de rust en sereniteit van de buurt verstoort en waarvan de intensiteit van de geluidsgolven het niveau van het omgevingsgeluid van de openbare ruimte overschrijdt.
Worden onder meer bedoeld met de geluidshinder die wordt veroorzaakt:
- in privé-eigendommen;
- in voor het publiek toegankelijke etablissementen, ook al is het er slechts onder bepaalde voorwaarden toegelaten;
- in voertuigen die zich op de openbare weg bevinden.
Indien de bestuurder van het voertuig niet kan worden geïdentificeerd, worden de overtredingen van dit artikel verondersteld begaan te zijn door degene die het voertuig heeft ingeschreven. Deze bepaling is van toepassing onverminderd elke andere reglementering betreffende lawaai en versterkte muziek.
Artikel 89.
Het is verboden voor uitbaters van inrichtingen die voor het publiek toegankelijk zijn, café-, cabaret-, restauranthouders en uitbaters van danszalen en in het algemeen de uitbaters die wijn, bier of gelijk welke andere dranken in de detailhandel verkopen, hun zaak te sluiten, de ramen ervan te verduisteren of het licht eruit te schakelen zolang er zich één of meer klanten bevinden.
De politie kan de voor het publiek toegankelijke inrichtingen laten ontruimen en sluiten wanneer zij er wanorde of lawaai vaststelt die de openbare rust of de rust van de omwonenden kan storen.
Artikel 90.
Het hanteren, laden of lossen van materialen, toestellen of gelijk welke voorwerpen die geluidshinder kunnen voortbrengen, zoals platen, bladen, stangen, dozen, vaten of metalen of andere recipiënten, moet als volgt gebeuren:
1. deze voorwerpen moeten worden gedragen en niet gesleept, op de grond worden geplaatst en er niet op worden geworpen;
2. als deze voorwerpen door hun afmetingen of hun gewicht niet kunnen worden gedragen, dienen ze te worden uitgerust met een voorziening waardoor ze geluidloos kunnen worden verplaatst, zonder dat de grond wordt beschadigd, ongeacht de samenstelling van die grond.
Artikel 91.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid zijn verboden in de openbare ruimte:
1. vocale, instrumentale of muzikale optredens, uitvoeringen en uitzendingen;
2. het gebruik van luidsprekers, versterkers of andere apparaten die geluidsgolven produceren of reproduceren;
3. parades en kermismuziek;
4. andere optredens of activiteiten van artistieke, divinatorische of esoterische aard.
Deze bepaling is van toepassing onverminderd elke andere reglementering betreffende lawaai en versterkte muziek.
§2. Met uitzondering van alarmsystemen om inbraak te voorkomen of om de aanwezigheid van een indringer of rook aan te geven, is het verboden om over te gaan tot het gebruik of de plaatsing van elk toestel dat - al dan niet ultrasoon - geluid produceert dat hinderlijk is of hinderlijk kan worden voor een of meerdere personen die zich op de openbare ruimte bevinden of in een voor het publiek toegankelijke plaats of inrichting.
§3. In geval van overtreding van dit artikel kan de politie de overtreder het bevel geven om de plaats te verlaten. In geval van weigering om het bevel onmiddellijk op te volgen kunnen alle voorwerpen ter ondersteuning van het optreden of de activiteit in beslag worden genomen via een administratieve maatregel.
Artikel 92.
Het is verboden aan te bellen of aan te kloppen om de bewoners lastig te vallen.
Artikel 93.
Het is verboden om leeggoed in glascontainers of het containerpark te deponeren tussen 22 uur en 7 uur ’s ochtends, om de rust van de bewoners niet te verstoren.
Sectie 2. Machines met motor
Artikel 94.
Het gebruik van grasmaaiers en andere tuinmachines die door een motor worden aangedreven, is verboden op zondagen en wettelijke feestdagen.
Op andere dagen is het gebruik ervan verboden tussen 20 uur en 7 uur.
Artikel 95.
§1. Behoudens toelating van de bevoegde overheid of buiten de door deze overheid toegestane zones is het verboden om op afstand bestuurde modelvliegtuigen, -boten of -wagens uitgerust met verbrandingsmotor te besturen.
§2. Het gebruik van drones is toegestaan met inachtneming van de bestaande wetgeving.
§3. Deze toestellen en/of het geluid dat zij voortbrengen, mogen in geen enkel geval de openbare rust of veiligheid verstoren.
Sectie 3. Alarmsystemen
Artikel 96.
De voertuigen die zich zowel in de openbare ruimte als op private plaatsen bevinden en uitgerust zijn met een alarmsysteem, mogen in geen geval de buurt storen.
De verantwoordelijke van het voertuig (meer bepaald de bestuurder, eigenaar en bewaker van het voertuig) waarvan het alarm afgaat, moet dat zo spoedig mogelijk beëindigen. Wanneer de verantwoordelijke van het voertuig niet opdaagt binnen 30 minuten nadat het alarm is afgegaan, mogen de politiediensten de nodige maatregelen nemen om een einde te maken aan de hinder op kosten en risico van de overtreder.
Artikel 97.
§1. Met een alarmsysteem uitgeruste gebouwen mogen in geen geval de buurt storen. De eigenaar, mede-eigenaar, elke houder van een zakelijk recht of huurder van het gebouw waarvan het alarm afgaat, moet dat zo spoedig mogelijk beëindigen.
Wanneer de betrokkene niet opdaagt binnen 30 minuten nadat het alarm is afgegaan, mogen de politiediensten de nodige maatregelen nemen om een einde te maken aan de hinder op kosten en risico van de overtreder.
§2. Het alarm wordt gedefinieerd als een apparaat of systeem dat waarschuwt wanneer er wordt ingebroken of om de aanwezigheid te melden van een indringer, rook of gelijk welk ander voorwerp, gebeurtenis of risico.
5. GROENE RUIMTEN
Artikel 98.
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle gebruikers van de groene ruimten.
Naar de beoordeling van de bevoegde overheid wordt het al dan niet aangeplakt aan een of meerdere ingangen van de groene ruimten, in zijn geheel of slechts enkele fragmenten ervan.
Er kan van worden afgeweken door bijzondere reglementen die in de regel worden uitgevaardigd door de beheerder van de groene ruimte.
Artikel 99.
§1. De openingsuren van de groene ruimten zijn waar passend aangeplakt op een of meer van de ingangen. Indien de openingsuren niet worden vermeld, zijn de groene ruimten van zonsondergang tot -opgang, alsook bij stormweer, uitsluitend op eigen verantwoordelijkheid van de bezoekers toegankelijk. De bevoegde overheid kan er indien nodig de sluiting van bevelen.
§2. Behoudens toelating van de bevoegde overheid mag niemand de groene ruimten betreden buiten de openingsuren of in geval van de in §1 beoogde sluiting.
Artikel 100.
Onverminderd andere bepalingen in dit reglement en behoudens toelating van de bevoegde overheid, mag niemand in de groene ruimen:
1. over de afsluitingen klimmen;
2. zich begeven op plaatsen waar de toegang verboden is;
3. gelijk welk voedsel voor zwerfdieren of duiven achterlaten, leggen of gooien;
4. de infrastructuren voor andere doeleinden gebruiken dan die waarvoor ze bestemd zijn;
5. een schuilhut inrichten in een groene ruimte, meer bepaald met het idee om erin te logeren;
6. houtsprokkelen of een vuur aansteken op plaatsen die hier niet voor voorzien zijn;
7. afval en omvangrijke voorwerpen deponeren of binnenbrengen;
8. er wat dan ook verkopen;
9. reclameborden of -affiches plaatsen of andere commerciële reclamemiddelen gebruiken;
10. dieren nemen, doden, verwonden, of afschrikken alsook nesten of vogeleieren vernietigen;
11. kamperen in een tent of voertuig.
Artikel 101.
De natuurlijke of rechtspersonen die toelating hebben gekregen om een, al dan niet permanente, activiteit te beoefenen in een groene ruimte, op zichzelf of door anderen, moeten de nodige schikkingen treffen om het eventuele afval te verwijderen. Behoudens toelating van de bevoegde overheid mag dit afval niet worden opgeslagen in de groene ruimte.
Artikel 102.
De toegang tot groene ruimten en tot gemeentelijke speelpleinen of -velden is verboden voor personen die onder de invloed van psychotrope stoffen zijn en voor personen die zich onwelvoeglijk of ongepast gedragen.
Artikel 103.
Behoudens door de bevoegde overheid afgegeven toelating mag niemand in de groene ruimten, door welk gedrag dan ook, overgaan tot spelen die de gebruikers kunnen hinderen of de rust van de plaats of van de bezoekers kunnen verstoren.
Artikel 104.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden:
- knoppen, bloemen, gras, stenen, aarde of planten te verwijderen;
- dood hout en andere materialen te verzamelen;
- op breukstenen te klimmen en zich op de plaatsen te begeven die verboden zijn, aangegeven door borden.
Het is verboden om bomen te verminken, te schudden of te ontschorsen, takken, bloemen of andere planten af te rukken of af te snijden, palen en andere voorwerpen ter bescherming van aanplantingen uit te rukken, wegen en paden te beschadigen, bloemperken en plantendekken te betreden, te vernietigen of te beschadigen en in bomen te klimmen.
Artikel 105.
Behoudens voorafgaande toelating van de bevoegde overheid mag geen enkel motorvoertuig, met inbegrip van elektrische voertuigen, in groene ruimten rijden of er parkeren. Het is dus verboden om met een voertuig stil te staan op beplanting, met inbegrip van grasperken. Dit verbod is niet van toepassing op voertuigen en dieren van de diensten van het gemeentebestuur, de politie, de hulpdiensten of de diensten die de toelating van de bevoegde overheid hebben of die handelen in uitvoering van een overeenkomst met deze overheid.
Artikel 106.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid is het verboden om de plaatsen die voor welbepaalde spelen of sporten voorbehouden zijn, voor andere spelen of sporten of voor andere doeleinden te gebruiken.
Artikel 107.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid of specifieke signalering is het verboden om er te vissen en te jagen.
Artikel 108.
Wie dit hoofdstuk overtreedt of weigert rekening te houden met de opmerkingen van een gemachtigde persoon, kan worden verzocht de betrokken groene ruimte te verlaten.
Artikel 109.
§1. De toegang tot grasperken is toegelaten voor personen en de dieren die deze personen vergezellen, tenzij borden of andere inrichtingen dit verbieden.
§2. Voor voertuigen is de toegang tot grasperken verboden, tenzij specifieke borden dit toestaan.
§3. Borden kunnen de op grasperken toegelaten activiteiten ook beperken. De gebruikers van de grasperken dienen dan die borden in acht te nemen. Op plaatsen waar boogschieten of andere sporten of spelen toegelaten zijn, dienen de organisatoren en de deelnemers alle maatregelen te nemen om de veiligheid van de beoefenaars, toeschouwers en voorbijgangers te waarborgen en de rust van de andere gebruikers van de groene ruimte niet te verstoren.
§4. De toegang tot de grasperken gebeurt enkel op de verantwoordelijkheid van de gebruikers.
§5. De bevoegde overheid kan van paragraaf 1 tot 3 afwijken voor de organisatie van uitzonderlijke evenementen.
6. DIEREN
Artikel 110.
Behoudens bijzondere reglementering of aanduiding moeten dieren met alle middelen, en minstens met een korte leiband, aangelijnd zijn op elke plaats in de openbare ruimte, met inbegrip van galerijen en doorgangen op privégrond, toegankelijk voor het publiek.
Artikel 111.
De eigenaars van dieren of de personen die, al is het maar occasioneel, op de dieren letten, dienen erover te waken dat de dieren:
- het publiek op geen enkele manier storen;
- aanplantingen, bloemen, bomen, struiken, brandhout of andere voorwerpen op de openbare ruimte niet beschadigen;
- geen nadeel berokkenen aan andere dieren.
Artikel 112.
Het is op de openbare ruimte verboden om:
1. om het even welk dier te laten rondzwerven. Rondzwervende dieren worden geplaatst overeenkomstig de wet betreffende de bescherming en het welzijn van dieren;
2. dieren in een geparkeerd voertuig te laten als dat een gevaar of ongemak kan opleveren voor personen of voor de dieren zelf. Deze bepaling is eveneens van toepassing in voor het publiek toegankelijke parkings;
3. agressieve dieren of dieren die personen of andere dieren kunnen bijten, bij zich te hebben als ze geen muilband dragen of als ze drager zijn van besmettelijke ziekten. Deze bepaling is ook van toepassing op voor het publiek toegankelijke plaatsen;
4. een dier of dieren bij zich te hebben waarvan het aantal, het gedrag of de gezondheidstoestand de openbare veiligheid of gezondheid in het gedrang zou kunnen brengen;
5. zijn hond tot de aanval of tot agressiviteit aan te hitsen of hem voorbijgangers te laten aanvallen of achtervolgen, ook al brengt dat geen enkel kwaad of schade teweeg. Deze bepaling is niet van toepassing op de politiediensten.
6. zich er te bevinden met gevaarlijke dieren of deze te vertonen, zelfs in kooien of gesloten voertuigen. Dit verbod is niet van toepassing op rondtrekkende circussen die door een gemeente trekken of die de toelating hebben ontvangen om er zich te installeren. Onder agressief of gevaarlijk dier wordt verstaan, ieder dier dat, door toedoen van zijn baasje, door een gebrekkig toezicht door zijn baasje of om welke andere reden ook, een persoon intimideert, lastigvalt of uitdaagt of de openbare veiligheid, de vlotte doorgang en het goede nabuurschap schaadt.
7. voertuigen en andere machines te laten bewaken door honden, zelfs als deze vastgebonden zijn of zich in wagens bevinden.
Artikel 113.
Behoudens toelating van de bevoegde overheid, is het africhten van een dier op de openbare ruimte verboden. Deze bepaling is niet van toepassing op de africhting van dieren door de politiediensten en het leger.
Artikel 114.
Het is verboden om dierengevechten te organiseren, aan te moedigen, eraan deel te nemen of een dier eraan te laten deelnemen.
Artikel 115.
§1. Het baasje of de hoeder van het dier is verplicht om de uitwerpselen van het dier op een gepaste manier te verwijderen van de openbare ruimte, met uitzondering van de plaatsen die speciaal daarvoor zijn voorzien en ingericht.
§2. Het baasje of de hoeder van het dier moet op elk ogenblik beschikken over minstens één zakje om de uitwerpselen van het dier op te rapen.
Dit zakje moet op verzoek van een gemachtigde persoon of de politie worden getoond. Zakjes met uitwerpselen mogen enkel in de openbare vuilnisbakken worden achtergelaten.
§3. Zijn vrijgesteld van het oprapen van de uitwerpselen van hun hond buiten de speciaal daarvoor ingerichte plaatsen de slechtziende of blinde hoeders van dieren die vergezeld zijn van hun geleidehond.
Artikel 116.
Met uitzondering van de assistentie- honden van gehandicapten en mindervaliden is het verboden om eender welk dier, zelfs wanneer het met een gepast middel wordt vastgehouden, binnen te brengen in inrichtingen die voor het publiek toegankelijk zijn en waartoe dat dier geen toegang heeft, hetzij op basis van een huishoudelijk reglement dat aan de ingang uithangt, hetzij door borden of pictogrammen die dat duidelijk maken, dit alles onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de hygiëne van de lokalen en van de personen in de voedingssector.
Artikel 117.
Het is verboden om gelijk welk dier naar speelpleinen mee te nemen.
Artikel 118.
De dieren die een gevaar betekenen voor het leven of voor de lichamelijke integriteit van personen, van andere dieren of voor de veiligheid van goederen, kunnen door een politieagent of -ambtenaar worden onttrokken aan het vrije gebruik van de eigenaar, de bezitter of houder ervan om de openbare veiligheid en rust te bewaren. Hetzelfde geldt voor dieren die blijkbaar worden mishandeld door de eigenaar, bezitter of houder. De verbeurdverklaring gebeurt op kosten en risico van de eigenaar, bezitter of houder van het dier.
Artikel 119.
Het is verboden om huisdieren op de openbare weg en in parken, waterpartijen en fonteinen los te laten lopen.
7. GEMENGDE MISDRIJVEN
Artikel 120.
Overeenkomstig de wet van 24 juni 2013 en onverminderd de protocolakkoorden tussen de procureur des Konings en het college van burgemeester en schepenen kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve sanctie opleggen voor de overtredingen bedoeld in artikelen 398, 448, 461, 463, 521, 526, 534bis, 534ter, 537, 545, 559-1°, 561-1°, 563-2° en 3° en 563bis van het Strafwetboek in de bijlage.
Artikel 120bis.
Overeenkomstig de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid mag de sanctionerende ambtenaar een administratieve sanctie opleggen voor inbreuken op het ministerieel besluit van 23 maart 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken mits naleving van het koninklijk besluit betreffende de bestrijding van de niet-naleving van de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken door de invoering van gemeentelijke administratieve sancties.
8. STILSTAAN EN PARKEREN
Artikel 121.
Elke persoon die een inbreuk heeft gepleegd zoals bedoeld in artikel 3, 3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, zal worden bestraft met een administratieve geldboete volgens de door de Koning vastgelegde modaliteiten (zie in de bijlage het koninklijk besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen).
Artikel 122.
Overeenkomstig artikel 3, 4°, en 33 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties zal de houder van de kentekenplaat van een voertuig die de identiteit van de onmiskenbare bestuurder op het ogenblik van de feiten niet kenbaar maakt binnen dertig dagen na de kennisgeving van de overtreding, kunnen worden bestraft met een administratieve geldboete, behalve wanneer hij diefstal, fraude of overmacht kan bewijzen.
Het reglement treedt op 1 mei 2020 in werking.